Vakantie Verhalen

Alis naar de Filistijnen

Hoofdstuk 1

Daar zat ik dan. Dood en dood zenuwachtig. Alles hing van de volgende twintig minuten af. Twaalfhonderd seconden is alles dat ze me gaven om mijn bedrijf te redden. Twee keer tien minuten maar. Ongelofelijk. Enorme zweetdruppels rolden van mijn voorhoofd naar mijn neus. Weer duwde ik mijn bril terug op zijn plaats. Ik keek op mijn horloge.
nog twee minuten, één tiende deel van mijn tijd, en dan zouden Fitz en Fizzle van Fitz&Fizzle mij komen halen. Zij waren mijn aller laatste kans. Sinds ik vijf jaar, drie maanden en twaalf dagen geleden vanuit Schotland naar de Filipijnen ben verhuisd, heb ik mijn hart en ziel gestoken in mijn bedrijf WalkiEZ (spreek uit walk-ie-zie). Ik verkoop walkmans met gemak! Nou ja, verkocht eigenlijk. Aan het begin liepen de mensen hier nog enorm achter op de Westerse wereld. Toen ik WalkiEZ introduceerde, verliep de verkoop als een trein. Snap je? De verkoop van de walkman verliep goed omdat men achter liep. Ik ben elke dag beschikbaar, dank u. Tenzij dit gesprek goed verloopt, dan ben ik te druk bezig met het opnieuw opstarten van WalkiEZ. Ik las snel mijn tekst nog eens door en veegde vervolgens mijn klamme handen af aan mijn pantalon. Aan mijn overtuiging zou het in ieder geval niet liggen. Zeg nou eerlijk: Wat is er nou beter dan altijd en overal naar CD’s te kunnen luisteren? Precies, helemaal niets! Vanuit mijn ooghoek zag ik Fitz al aan komen lopen. Of was het toch Fizzle? Ze lijken zo op elkaar met dat bruine haar enzo. De man kwam voor me staan en stak zijn hand uit. Ik stond op van de ongemakkelijke stoel en schudde zijn hand.
“Meneer McMalister, van harte welkom. Meneer Fizzle wacht op ons in de vergaderruimte. Loopt u mee?” De man draaide zich om en liep met grote passen weg. Ik pakte snel mijn koffer, struikelde over mijn jas en haastte me achter hem aan. Had ik toch mooi gelijk over zijn naam.
We liepen een glazen ruimte binnen. Fizzle, met exact hetzelfde kapsel als Fitz, zat aan de gitzwarte tafel wat papier door te kijken. Bij het openen van de deur keek hij op.
“Ah, meneer McMalister, welkom.” Hij schudde mijn hand en gebaarde dat ik tegenover hem plaats moest nemen. Ik zakte op de stoel met mijn handen stevig omklemt om mijn koffertje.
“Voor we beginnen…” begon Fitz die naast Fizzle had plaatsgenomen.
“…moet u weten dat u maar twintig minuten de tijd heeft,” maakte Fizzle af. Vier keer vijf minuten. Ik wist het heel goed. Ik had het helemaal uitgedacht. Ik wist precies wat ik wanneer moest zeggen met de gepaste afbeelding en emotie erbij. Met trillende vingers opende ik mijn koffer en kieperde de inhoud op tafel. Fitz maakte meteen een aantekening. Dat was duidelijk geen goed teken. Maar een slecht begin is het halve werk. Er was nog hoop.
“Dus, eh, ik ben Alistair McMalister en ik ben hier om WalkiEZ te vertegenwoordigen.” Mijn stem trilde. Voornamelijk omdat ik mijn introductie meteen al verpest had. Tijdens mijn generale repetitie klonk het meer als: “WalkiEZ, makes walking through life much easier and you’re about to find out why!” Normaal gesproken was het de generale repetitie die afgrijselijk ging en niet de daadwerkelijke uitvoering. Mooi niet dus. Ik zal je de overige achttien minuten besparen. Deze bestonden voornamelijk uit versprekingen, het laten zien van de verkeerde grafieken en Fitz en Fizzle die in hun vuistje lachten. Drieëntwintig minuten later stond ik op straat. Alles had van die twintig minuten, het waren er zelfs maar negentien, afgehangen en nu stond ik op straat. Er was duidelijk geen hoop meer voor WalkiEZ. Wat most ik nu? Ik keek op mijn horloge. Half vier. Ik moest naar huis en pizza bestellen. Misschien kon ik onderweg nog een fles wijn halen. Er zat even niets anders op.

Hoofdstuk 2

Met hangende schouders strompelde ik mijn huis binnen. Nou ja, huis kan je het niet echt noemen.  ‘Een hutje in de Rimboe’ past beter. Ik zette de fles goedkope wijn op de tafel en smeet mijn koffer in een hoek. Die had ik toch niet meer nodig. Ik plofte op de bank en keek een foldertje van het enige restaurant in dit godvergeten dorp door. Uiteindelijk besloot ik maar deeg met rode saus en gekke groenten te bestellen. Hier noemen ze dat ‘pizza’. Terwijl ik wachtte op mijn eten dacht ik na over mijn toekomst. Het was wel duidelijk dat WalkiEZ failliet zou gaan. De vraag was alleen: Hoe lang wilde ik nog doorbikkelen? Ik wist zeker dat ik terug zou moeten naar Schotland zodra ik mijn bedrijf had opgezegd. Ik wilde niet terug. Echt niet. Mijn familie zag me al aankomen. Eens een mislukking, altijd een mislukking. Wederom zou ik op mijn knieën moeten aankomen, smekend om hulp. Dat was normaal gesproken al moeilijk, maar nu ik geen van allen zo’n vijf jaar had gesproken, zou het onmogelijk worden. Naast dat ze zich allemaal vele malen beter voelden dan ik, waren ze ook nog eens enorm koppig. Frustrerend, ik-wil-je-in-je-gezicht-slaan koppig. Dit keer zouden ze waarschijnlijk niet eens medelijden hebben maar mij gewoon recht ik mijn gezicht uitlachen. Mede omdat ze mij onterfd hebben en ik technisch gezien geen familie meer ben. Om het gewoon allemaal nog een beetje lastiger te maken. Ik zou ook niet weten waarom ze dat hebben gedaan? Op een dag belde Bobby, mijn jongste broertje, om te vertellen dat omie was overleden en dat ik niet eens moest proberen mijn gezicht op haar begrafenis te laten zien. Deze was namelijk alleen bedoeld voor familie. Ik zakte helemaal onderuit op de bank en wapperde met de folder in mijn gezicht. Het was zo vreselijk benauwd hier. Dag in, dag uit. Soms vraag ik me af wat me bezielde toen ik besloot naar de Filipijnen te verhuizen. Natuurlijk kwam het mooi uit dat ze hier nog niet van moderne technologie hadden gehoord en de walkman hier het hipste van het hipste was, maar toch. Waarom niet Frankrijk of Amerika? Ooit op een dag misschien. De deurbel ging. Een Aziatische jongen lachte me vrolijk toe en overhandigde de vierkante doos. Ik gaf hem het geld en sloot de deur voor hij het wisselgeld kon pakken. Ik zakte weer op de bank en nam een stuk ‘pizza’. Ik heb nooit begrepen waarom ze een ronde pizza in een vierkante doos stoppen. Zal ook wel weer aan mij liggen. In mijn familie werd ik verafschuwd voor mijn mentale capaciteiten. Oké, ik was het minst slim van de vijf kinderen die mijn ouders hadden, maar dat betekent niet dat je er lullig over hoeft te doen. Alhoewel, over alles wat ik deed was wel wat aan te merken. Eerst was ik te dun, toen weer te dik, of te klein of te groot. Het aller ergste was nog wel dat ik geen baardgroei had. Nog steeds niet. Ik ben een achtentwintig jarige man, ik heb geen baardgroei en ik kom uit een familie waar een baard symbool staat voor mannelijkheid.
Na drie happen had ik eigenlijk alweer genoeg gegeten. Ik zat ermee in mijn maag dat ik weer terug moest naar de vreselijk huis met die afgrijselijke mensen. De telefoon ging.
“Dit is Alister McMalister, met wie spreek ik?”
“Hallo meneer McMalister, dit is Fitz van Fitz&Fizzle. Na aanleiding van ons gesprek eerder vandaag hebben mijn collega Fizzle en ik u iets te vertellen.” De man sprak met bekakte stem. Waarschijnlijk om de rangorde duidelijk te maken. Hij stond boven mij. “Wij hebben geen verdere interesse in het investeren in Walkies.”
“Het is WalkEZ,” mopperde ik. Een beetje respect mocht wel.
“Ook goed.” Hij klonk geïrriteerd. “Bij deze verbreken wij het contract met Walk- eh, uw bedrijf. U zult binnen drie dagen uw pand moeten verlaten. Een prettige dag verder.” Hij hing op. Hoe bedoel je met de deur in huis vallen? Een huis dat net zo figuurlijk is als dat van mij zal zijn over 72 uur.

Hoofdstuk 3

Met een luid rammelend geluid steeg het vliegtuig op. De riem sneed in mijn buik, maar ik kon hem niet langer maken. De tengere, oude dame naast me had mij veroordelend aangekeken terwjil ik met pijn en moeite de riem probeerde vast te krijgen. Uiteindelijk was het met de hulp van een stewardess gelukt. Ik kon wel door de grond zakken van schaamte. Natuurlijk is het niet mijn schuld dat de vliegmaatschappij geen rekening houdt met vochtvasthoudende mensen zoals ik, maar iedereen gedraagt zich alsof dat wel zo is.
We waren in het vrije luchtruim aangekomen en de lampjes van de riemen gingen uit. Hoe graag ik mezelf ook uit de greep van de riem wilde bevrijden, besloot ik hem toch maar om te houden. Ik zat niet bepaald te wachten op meer beschuldigende blikken wanneer dat rotding weer om zou moeten. Ik probeerde wat te verzitten in de hoop de pijn wat verdragelijker te maken. Niets hielp. Dit zouden zeven hele lange uren worden. Aan de andere kant kon de vlucht mij niet lang genoeg duren. Nadat Fitz&Fizzle alles van mij hadden afgepakt, zat er voor mij niet anders meer op dan terug te gaan naar Schotland. Ja, dat klopt, ze hebben niet alleen mijn kantoor en opslagpand opgeëist, ze hebben mij ook nog eens uit huis gezet. Stelletje oplichters. Ik had het kunnen weten toen ze zeiden dat zij alles wel voor mij zouden oplossen. Ik had alles aan hen overgelaten. Wie zou dan niet voor zichzelf gaan en overal geld vandaan plukken waar het maar te vinden viel? Ik zuchtte diep. De vrouw naast me schoof nog wat verder bij me vandaan terwijl ze mij geërgerd aankeek. Punt 1 van verbetering: Afvallen.
Ik had de stoelleuning stevig vast. De landing vond ik altijd het meest verschrikkelijk van dat hele vliegen. Ik durfde wel naar buiten te kijken. Zo kon ik goed in de gaten houden hoe dicht we bij de grond waren. Ik kauwde fanatiek op mijn kauwgom tegen de oorpijn. Het hielp een klein beetje. De aardbodem kwam steeds een beetje dichterbij. Nog maar tien seconden tot de touchdown. Mijn handen zweetten. Nog maar vijf seconden. Ik hield mijn adem in tot we de grond raakten. We stuiterden twee keer over de landingsbaan voor we echt geland waren. We taxiden naar de slurf die ons naar het vliegveld begeleidde. Eenmaal in stilstand gingen de lampjes van de riemen weer uit. Ik wist niet hoe snel ik mezelf moest bevrijden. De riem sprong los. Ik haalde diep adem. Heel diep. Niet te geloven hoe fijn het is om normaal te kunnen ademen. De vrouw naast mij zat te bekijken hoe ik teugen lucht naar binnen zoog alsof ik de hele vlucht lang niet had kunnen ademen. Dat was ook wel een beetje zo, maar haar gezichtuidrukking zag er uit alsof ze wilde zeggen dat ik me niet zo aan moest stellen. Dat zij nou zo mager is dat ze overal tussen past. Ze stond op, pakte haar handbagage en snelde het vliegtuig uit voor de rest van de passagiers in haar weg zouden lopen. Ik wachtte rustig tot iedereen vertrokken was, zodat ik rustig mijn spullen kon pakken zonder iemand in de weg te lopen. De riem-stewardess lachtte me vriendelijk toe toen ik het vliegtuig verliet. Het was half vijf in de middag toen ik eenmaal het vliegveld verlaten had. Het zou nog veertig minuten rijden zijn naar mijn ouderlijk huis. Ik besloot maar een taxi te nemen. Natuurlijk kon ik Tamryn, mijn oudste zus, bellen of ze me alsjeblieft kon komen ophalen, maar ik wilde de schade zoveel mogelijk beperken. Het leek mij beter om onaangekondigd bij het huis aan te komen zodat ze me tenminste niet weg konden sturen. Daarbij wilde ik nu zo min mogelijk afhankelijk zijn aangezien ik dat in de toekomst nog vaak zou zijn. Ik liep naar de taxi standplaats waar drie mannen naast hun wagen stonden te roken. Ik had nu ook wel echt enorm zin in een sigaret. Ik had sinds het verlaten van mijn huis niets meer gehad. Ik reikte in mijn jaszak voor het pakje. Er zaten er nog maar drie in en het leek er niet op alsof ik binnenkort geld zou hebben voor een nieuwe. Ik liet mijn hoofd zakken en besloot dat punt 2 van verbetering “stoppen met roken” zou zijn. Niet omdat ik dat per se wilde, maar omdat ik geen andere keus had. Eén van de chauffeurs spotte mij, trapte zijn sigaret uit en kwam meteen op mij afgelopen om mijn koffer over te nemen. Binnen twee minuten waren we onderweg. De man praatte aan één stuk door, maar niets kwam bij mij binnen. Ik staarde alleen maar naar de regendruppels die op de ruit spatten.
“Home, sweet, home,” mompelde ik.

Hoofdstuk 4

De zon stond nog hoog aan de hemel toen we eindelijk de oprijlaan van mijn ouderlijk huis opreden. Ik was vergeten hoe lang het nog licht kon zijn in de zomermaanden. De taxi stopte voor de stenen trap die naar de voordeur leidde. De chauffeur stapte direct uit om mijn portier te openen en snelde vervolgens naar de kofferbak om mijn bagage, één piepklein koffertje en een rugzakje waar alleen mijn lege portemonnee in zat, aan mij te overhandigen. Ik zocht in mijn broekzakken naar geld. Ik had precies genoeg om te reis te betalen, maar niets voor fooi. De man keek me verongelijkt aan toen ik hem het geld overhandigde. Ik voelde me schuldig. Hij had zo zijn best gedaan. Ik doorzocht mijn jasje en vond toch nog een klein beetje geld. De man leek teleurgesteld met het kleine beetje fooi, maar bedankte mij toch. Voor ik nog kon bedenken of ik wel echt dit huis binnen moest lopen, was de taxi alweer uit zicht verdwenen. Er zat echt niets anders op dan aanbellen. Met schoenen van lood sjokte ik de trap op. Het huis was gigantisch. Er bevonden zich wel zeven slaapkamers en vier badkamers en zo’n tien kamers waarvan mijn moeder niet eens wist wat ze erin moest zetten. Belachelijk. Voorzichtig klopte ik op de deur. Misschien hoopte ik dat ik een goed excuus zou hebben om weg te lopen als er niemand open deed. Niet dat ik wist waar ik heen zou moeten. Ik slikte, haalde diep adem en drukte toen op de bel. Ik zenuwachtig met mijn tenen op de tegels. Ik hoorde iemand het slot van de deur open draaien. Langzaam ging de deur open. Een blonde dame stond in de deuropening. Het duurde even voor ik me realiseerde dat het Maggie was. Woonden zij en Boyd, mijn oudste broer, nu samen in dit huis? Ik wist dat hij hoofd was van de afdeling iTunes, maar daar konden ze dit huis nooit van betalen.
“Alis, ben jij dat?” Haar mond viel open van verbazing. Ze gooide de deur open en omhelsde me. “Kom toch binnen! Waarom heb je niet gebeld?” Ze begeleidde me de enorme gang in. De diamanten kroonluchters hingen nog altijd waar ze de afgelopen twintig jaar hebben gehangen. Eigenlijk was er helemaal niets veranderd. Behalve dat het enorm stil was en ik zo warm ontvangen was.
“Hoe is het toch met je? Ik heb je al in geen eeuwen meer gesproken! Wat doe je hier?” Ze omhelsde me nog eens en nam mijn jas aan die ze op de kapstok hing. Ik probeerde zo goed en zo kwaad mogelijk antwoord te geven op al haar vragen.
“Ja, ik ben het. Ik had geen tijd om te bellen. Het gaat wel oké. Ik ben hier voor mijn ouders.” Ik had wel een schouderklopje verdiend vond ik zo. Maggie keek me een beetje vreemd aan, alsof ik iets raars had gezegd.
“Had je nog niet gehoord dat je ouders naar een boerderij zijn verhuisd?” Ik barstte in lachen uit.
“Op een boerderij? Mijn ouders? Die mensen die zo bekakt zijn dat ze geen vijf meter bij koeienmest in de buurt durven komen? Nooit!” Ik lag bijna op de grond van het lachen gewoon. Maggie stond daar maar. Doodserieus. Ik deed mijn uiterste best te stoppen met lachen, maar kon een tweetal giechels toch echt niet onderdrukken.
“Wat is er mis met jou?” Ze schudde haar hoofd en stampte de keuken in alsof ze het mij kwalijk nam dat mijn ouders naast een varkensstal woonden. Niet te vergeten dat zij samen met Boyd dit paleis van een huis van ze hadden afgepakt. Tenminste, dat is hoe ik het mij voorstelde. Boyd had zich altijd al vele malen beter gevoeld dan iedereen in huize McMalister.
Ik liep onzeker achter haar aan de keuken in. Ik kon Maggie niet altijd even goed peilen. Dat heb ik nooit gekund eigenlijk. Ik heb altijd gedacht dat ze mij leuk vond en uiteindelijk is ze met Boyd getrouwd. Waar was hij eigenlijk?
“Is Boyd thuis?” vroeg ik. Ik hoopte van niet. Met Maggie viel veel beter te praten dan met hem. Weer keek ze me stomverbaasd aan te kijken.
“Heb je dat ook nog niet gehoord? We zijn gescheiden en ik heb het huis gekregen.” Ze had er duidelijk geen spijt van aangezien ze een enorme glimlach op haar knappe gezicht had staan. Ik kon me al niet voorstellen dat mijn ouders vrijwillig dit huis zouden verlaten. Maggie had gewoon alles van ze afgepakt. Net als Fitz&Fizzle bij mij hadden gedaan. Ik glimlachte schaapachtig naar haar. Ik moest hier weg!

Hoofdstuk 5

Zodra ze zich weer naar het aanrecht had omgedraaid, rende ik de keuken uit. Ik greep snel mijn koffertje voor ik de voordeur open zwaaide. Het regende. Nee, het stortte. Ik keek over mijn schouder het huis in en weer terug naar de storm die zich buiten voordeed. Ik kon helemaal niet weg. Stilletjes sloot ik de deur weer. Ik hoopte zo erg dat mijn mislukte vluchtactie aan Maggie was ontgaan, anders zou de hele situatie nog ongemakkelijker worden. Ik sloop terug naar de keuken. Goddank stond ze nog steeds met haar rug naar mij toe.
“…verloor hij zijn baan. Er zat dus voor mij duidelijk niets anders op dan bij hem weg te gaan.” Ze draaide zich om. “Gebruik jij die onzin spullen nog wel eens?” Wat? Welke spullen? Ik keek langs haar heen en toverde een glimlach op mijn gezicht die meteen verraadde dat ik geen benul had van waar ze het over had. Teleurstelling klonk door in de zucht die ze slaakte.
“Het spijt me, Mags, ik ben echt heel moe van de reis.” Had ik me daar even mooi uit gered!
“Mags…” Ze proefde de naam op haar lippen. “Dat heb ik je in geen tijden meer horen zeggen.” Ze keek bedenkelijk. “Ik heb je al in geen tijden meer gesproken! Laten we in de woonkamer gaan zitten en elkaar alles vertellen. Net als vroeger.” Ze lachte speels bij die laatste zin. Plots was ik weer helemaal verliefd op haar. Net als vroeger.
Voor zolang als ik me kon herinneren was Maggie mijn beste vriendin geweest. Dat was ze eigenlijk van de hele familie, maar met mij ging ze het meest om. We vertelden elkaar alles en waren zelfs al drie keer getrouwd. Toen ik zes en zij vijf was voor het eerst, een half jaar later nog eens en op ons negende (we hadden elk jaar voor drie dagen dezelfde leeftijd) voor de laatste keer. Ik was er altijd van uit gegaan dat ze in onze twintigste jaren mij nog eens het ‘ja-woord’ zou geven. In plaats daarvan gaf ze die aan Boyd. Fantastische, geweldige, knappe, succesvolle Boyd. Ze pasten totaal niet bij elkaar. Ik walgde er gewoon van. De eerste paar dagen na hun huwelijk was ik ook ziek van verdriet. Ik kon het gewoon niet aan dat hij het aller liefste en mooiste meisje van mij had afgepakt. Het duurde dus ook niet lang voordat ik besloot dat ik weg moest. Twee weken na De Vreselijkste Dag In De Geschiedenis Van De Mensheid, hing ik een wereldkaart aan mijn muur om er vervolgens een dartpijltje naar de schieten. Zo besloot ik naar de Filipijnen te gaan. Achteraf gezien was dat misschien toch niet zo’n goede beslissing.
Maggie stond hevig met haar armen voor mij gezicht te zwaaien om mij uit mijn, gedachtegang te halen. Ik schudde mijn hoofd en knipperde een aantal keer met mijn ogen.
“Sorry, wat zei je?”
“Of je nog koffie wilt? Maar je krijgt het gewoon, anders blijf je zo niet wakker tijdens mijn super interessante verhaal.” Ze liep terug naar het koffiezetapparaat en schonk een enorme mok tot aan de rand vol. Ze overhandigde het aan mij.
“Kom, dan gaan we in de woonkamer zitten.” We gebaarde dat ik achter haar aan moest lopen. De woonkamer bevond zich direct naast de keuken. De muren wachten prachtig wit en de enorme ramen lieten de avond zon naar binnen. Ze plofte op de bank en ik ging op de leunstoel tegenover haar zitten. Ze zette haar kop neer op de koffie tafel en begon te vertellen. Haar armen bewogen enthousiast mee. Ze ging maar door en door maar interessant was het zeker wel. Wat had ik een hoop gemist terwijl ik in de Filipijnen en de rest van de familie in de Filistijnen zat. Geweldig!

Hoofdstuk 6

Maggie praatte en praatte maar door. Soms maakte ik me zelfs zorgen dat ze niet op tijd adem zou halen en zou stikken. Haar verhaal kwam er op neer dat mijn familie, die altijd zo rijk en succesvol is geweest, er nu slechter aan toe was dan ik. Wie had dat ooit gedacht?! Ik moest heel erg mijn best doen om niet met een enorme glimlach op mijn gezicht naar haar verhaal te luisteren. Het was natuurlijk echt heel erg allemaal. Dat was sarcastisch bedoeld. Die zelfingenomen klootzak (ofwel Boyd) was ontslagen bij Apple omdat heel Groot-Brittannië opeens had besloten geen Apple producten meer te gebruiken. Binnen drie weken waren alle kantoren in Schotland gesloten. Boyds laatste salaris werd niet eens volledig uitbetaald. Hij werd vreselijk kwaad en wraakzuchtig. Maggie besloot bij hem weg te gaan. Het was niet alleen door de scheiding dat ze aan het huis kwam. Ze had het van mijn vader gekregen! Eerst dacht ik dat ze een grapje maakte en barstte in lachen uit. Blijkbaar had ik de situatie helemaal verkeerd begrepen want ze had me boos aangekeken. Nadat ik mijn excuses had aangeboden, vertelde ze dat mijn vaders houtkap bedrijf, de grootste in Schotland, gesloten was doordat een aantal milieu-activisten naar de rechter waren gestapt. Dat krijg je er ook wel van als je half Schotland plat kapt.
Toch begreep ik niet waarom mijn ouders zo snel het huis hadden weggedaan. Ze hadden genoeg geld om er nog twee generaties te blijven wonen. Ook daar had Maggie het antwoord op. Mijn vader en Boyd waren namelijk niet de enigen met problemen. Mijn oudere zus Tamryn heeft jaren lang gestudeerd en mag daardoor zes titels voor haar naam plakken. Al die universitaire studies kosten alleen bakken met geld, maar ze was er helemaal zeker van dat ze het allemaal terug zou verdienen. Ze had alleen niet verwacht dat een slecht betaalde kantoorbaan het beste zou zijn dat ze kon krijgen.
Bobby, mijn jongere broer, was na Tamryn het kind met de beste kans op een succesvolle toekomst. Hij was niet alleen hoog intelligent, hij was op sociaal vlak ook heel bekwaam. Hij zou de beste salesman ter wereld zijn. Vandaar dat hij Business&Management studeert aan de universiteit. Of eigenlijk studeerde. Volgens Maggie is hij in de drugskringen terecht gekomen. Drie jaar heeft hij het voor elkaar gekregen om zijn zaken verborgen te houden, maar een half jaar geleden was een mede-student naar de politie gestapt. Niet alleen heeft Bobby twee nachten in een cel door moeten brengen en heeft hij de familie naam geschaad, hij werd ook nog eens van de universiteit geschopt. Sindsdien woont hij weer bij mijn ouders.
Als laatste is er nog Christy. Lieve, knappe Christy. Al sinds haar twaalfde kan ze elke jongen krijgen die ze maar wil. Iedereen wordt omver geblazen door haar schoonheid. Je wordt er door gehersenspoeld waardoor je alles over hebt om haar tevreden te stellen. Het is dan ook niet zo gek dat ze voor haar zestiende (het moment dat ik vertrok naar de Filipijnen) al zo’n twintig vriendjes had versleten. Een jaar later startte ze haar haar drieëntwintigste relatie. Negen maanden later verloor ze die voor een ander. Ze was zwanger geraakt van een jongen die meteen emigreerde toen hij het nieuws hoorde. Omdat ze er alleen voor stond, besloot ze te stoppen met school en zich volledig te storten op het opvoeden van haar kind. Ze bleef uiteraard bij mijn ouders wonen. Over dertien dagen wordt haar dochter Milly drie jaar oud.
Dus als je vier volwassen kinderen thuis hebt wonen, zelf geen inkomen meer hebt en je huis praktisch gezien uitgezet wordt, blijft er niet zoveel succes en rijkdom over. Dit zag mijn moeder al snel in toen Bobby thuis kwam terwijl Boyd nog gewoon werk had. Alleen de alcohol wist haar belabberde leven nog een beetje op te peppen. En ik dacht dat ik er slecht aan toe was.

Hoofdstuk 7

Er werd op de deur geklopt. Ik draaide me om en bromde dat ik nog wilde slapen. Ik hoorde de deur langzaam open gaan.
“Alis, wil je alsjeblieft op staan? Ik moet zo naar mijn werk,” fluisterde Maggie. Ze had me de avond ervoor aangeboden te blijven slapen. Voornamelijk omdat ik nergens anders naartoe kon. Ik opende mijn ogen. Het regende. Zoals gewoonlijk.
“Ja, ja, ik kom eraan.” De deur sloot weer. Ik sloeg de deken van me af, stond op en krabde wat aan mijn kont terwijl ik uitgebreid gaapte. Ik hoorde Maggie beneden bellen. Waarschijnlijk de taxi die mij zo naar mijn familie zou brengen. Ik keek de kamer rond. Hij was nog precies hetzelfde als voor mijn vertrek. Het huis was dan ook zo groot, dat het niet nodig was om mijn oude kamer om te bouwen. Ik slofte naar mijn oude badkamer en sprong onder de douche. Ik had al in geen tijden meer onder een echte douche gestaan. In de Filipijnen had ik me altijd in een geïmproviseerd bad van een kleine container moeten wassen. Dat warme water dat op mijn donkere krullen kletterde voelde heerlijk.
Binnen een kwartier stond ik gedoucht en aangekleed beneden op de taxi te wachten. Maggie was al weg en had me op de veranda achtergelaten. In de verte hoorde ik het grind al onder de banden knarsen. De taxi stopte recht voor de deur. De chauffeur draaide het raampje aan de bijzitters kant open.
“Heb je veel bagage?” riep hij. Ik hield mijn koffertje omhoog. “Niet dus. Stap maar in.” Ik was dit asociale gedrag niet gewend. Normaal gesproken waren taxichauffeurs juist heel behulpzaam, zoals die van de vorige dag. Ik ging zitten en keek de man niet aan.
“Waar mot dat heen?” Hij nam ook nog eens niet de moeite om normaal Engels te spreken. Ik gaf hem een papiertje waar Maggie het adres op had geschreven. Ik had geen zin om tegen deze man te praten. Ondanks dat het nieuwe huis maar twee dorpen verder lag, leek de reis een eeuwigheid te duren. Eigenlijk had ik eerst nog langs het graf van omie gewild (Maggie wist ook waar die was), maar dan had ik de taxichauffeur moeten uitleggen hoe hij daar moest komen en ik verdomde het nog steeds tegen hem te praten. We reden over een verlaten landweg toen we opeens stopte.
“We zijn d’r,” mompelde de man. Ik keek verbaasd om me heen. Er was helemaal niets behalve weiland, leegte en meer weiland. Zou hij een grap met me uithalen omdat ik nog helemaal niets had gezegd. De chauffeur zuchtte geïrriteerd.
“Uitstappen! Ben je soms ook nog doof?” Ik kon me niet meer inhouden.
“Zeik toch niet zo man! Er is hier helemaal niets! Denk je soms dat ik in deze stortbui op een of andere verlaten weg ga staan? Ik ben toch niet gestoord ofzo?” Ik had mijn handen om de hendel van mijn koffer tot vuisten gebald. Mijn knokkels waren helemaal wit.
“Dit is het precieze adres dat je mij hebt gegeven, uilskuiken. Uitstappen nu. Ik heb nog meer te doen.” Hij keek me boos aan via de achteruitkijkspiegel. Ik pakte drie biljetten uit mijn jaszak en overhandigde die aan de man. Het was niet genoeg voor de hele rit, maar dat kon me niet schelen. Ik stapte snel uit voor hij daar óók nog eens over kon zeuren. Ik had de portier nog niet gesloten of de taxi racete er met slippende banden vandoor. Ik hield mijn koffer boven mijn hoofd om me nog enigszins te beschermen tegen de regen. Waarom had Maggie mij hierheen gestuurd? Er was echt helemaal niets hier. Ik draaide een rondje. En nog een en nog een. Opeens viel mijn oog op een klein paadje tussen een groep bomen die langs de weg stonden door. Ik volgde het voor een halve kilometer voordat ik in de verte een huis zag opdoemen. Zo snel als ik kon, rende ik er naartoe. Ik was ondertussen tot aan mijn onderbroek doorweekt en dat was vreselijk naar. Hoe dichterbij ik kwam, hoe duidelijker ik kon zien dat het een boerderij was. Het huis zelf was niet heel groot, maar de stallen die eromheen stonden waren gigantisch. Ik rende meteen naar de voordeur en drukte op de bel. Ik had geen idee of dit het goede huis was, maar ik moest gewoon even schuilen voor de regen. Al snel deed een vrouw open. Ik herkende haar niet. Haar gezicht was uitgezakt van de vermoeidheid, mascara liep onder haar ogen en de peuter die ze vasthield, zat aan haar doffe haar te knabbelen.
“Hallo, ik ben op zoek naar de familie McMalister. Ik denk niet dat ze hier wonen maar het regent zo hard.” Ik wreef de druppels uit mijn gezicht met de doordrenkte mouw van mijn jasje. De vrouw keek me onderzoekend aan, alsof ze me dacht te herkennen maar niet zo goed kon plaatsen waarvan. Opeens werden haar ogen enorm groot.
“Alistair? Ben jij het echt? Kom jij ons redden?” Haar mond was open gevallen.
“Christy?”
“Ja, ik ben het. Oh, Alistair, wat ongelofelijk fijn dat je er eindelijk bent. We hebben je hard nodig!” Ik werd warm van binnen. Mijn familie had mij nodig!

Hoofdstuk 8

“Kom binnen, kom binnen!” Christy opende de deur wat verder zodat ik er doorheen paste. De peuter in haar armen kraaide en stak haar dikke armpjes naar mij uit.
“Dat is ome Alistair. Hij komt ons redden!” Christies stem ging twee octaven omhoog wanneer ze tegen de peuter praatte. “Dit is Mildred, maar we noemen haar gewoon Milly,” zei ze met haar normale stem tegen mij.
“Wat een schatje,” zei ik.
“Ja, ze is de aller beste.” Christy glimlachte breed en gaf haar kind een kus op haar wang. Gelukkig had ze niet doorgehad dat ik kleine kinderen maar etters vindt die dik zijn en een hoop lawaai maken. Ik volgde haar door de krappe gang naar een kleine woonkamer die volgepropt stond met drie banken. Mijn moeder zat op de witte bank met een glas wijn in haar handen (en het was pas tien uur ’s ochtends!) en Bobby zat naast haar naar zijn telefoon te staren (wat gek genoeg een iPhone was!). Ondanks dat hij met zijn eenentwintigste nog steeds een babyface had, had hij wel een baardgroei waar je ‘u’ tegen zegt.
“Ma! Je gelooft nooit wie er voor de deur stond!” Christy zette Milly neer. Mijn moeder keek verveeld op.
“Weer een of ander boerenjoch die met Tamryn uit wil zeker? Weten ze dan niet dat ze geen cent te makken heeft en met iemand moet trouwen die wél geld heeft?” Haar blik verschoof naar mij. Voor een volle minuut bleef ze me strak aankijken.
“Hi, ma.” Ik glimlachte ongemakkelijk. Nog steeds zei ze niets en keek weer terug naar Christy met wijd opengesperde ogen. Bobby keek ook op.
“Alistair! Hey, man! Hoe is het met je? Alles goed in Verweggistan? Vanwaar dit bezoek?” Hij stond op van de bank en drukte mij tegen zich aan. “Ik had je toch gezegd dat je niet meer terug moest komen?” fluisterde hij in mijn oor voor hij zich weer terugtrok en mij met een enorme glimlach aankeek. “Ma, je verloren zoon is thuis!” Mijn moeder wist duidelijk niet met de situatie om te gaan. Ik ook niet. Christy leek heel blij, Bobby ook, maar toch ook weer niet en mijn moeder viel al helemaal niet te peilen. Ik was net een smoes aan het verzinnen om weg te komen, toen mijn vader de woonkamer binnen kwam lopen. Zijn baard hing halverwege zijn buik en hij droeg een vieze, groene overall. Ik moest mijn best doen niet in lachen uit te barsten. Altijd had hij een drie-delig pak gedragen. Hij zou er zelfs een aantrekken naar bed als mijn moeder dat had toegelaten. Dit pak was misschien ook wel drie-delig, maar lang niet zo hoogstaand. Even staarde hij mij net zo wazig aan als mijn moeder, toen vertrok zijn gezicht zich naar één boze frons.
“Wat moet jij hier, vuile verrader?” bulderde hij. “Je gelooft toch niet dat je eerst je familie kan verlaten, ons in de shit kan laten zakken en vervolgens leuk terug te komen in je pak en met je koffertje alsof je de wereld hebt veroverd terwijl ik elke dag met mijn neus in de koeienlucht zit? Alsof ik niet goed genoeg weet dat mijn familie naar de kolere is! Bobby had je nog zo verteld dat je weg moest blijven. Wij hoeven je glimmer en glamour niet. Wegwezen! Opsodemieteren! Uit mijn huis!” Hij kwam met gebalde vuisten op mij af lopen. Christy slaakte een gil, pakte Milly en maakte dat ze weg kwam. Bobby zat gespannen op de bank het tafereel te bekijken. Vlak voordat mijn vader naar me uit kon halen, kwam mijn moeder weer terug naar aarde.
“Bruce! Waar denk jij in hemelsnaam mee bezig te zijn?” schreeuwde ze. Mijn vader hield abrupt halt en staarde haar aan terwijl zijn vuist nog dreigend boven mij hing. “Die arme jongen is de halve wereld over gereisd om zijn arme familie uit de nood te helpen en hij wordt zo ontvangen? Schaam je.” Ze stond op, sloeg haar arm om mij heen en nam me mee naar de keuken. Mijn vader en Bobby bleven verbaasd en verward achter.
“Het spijt me dat het zo lang duurde.” (Ze had het over haar reactie toen ze me zag.) “Ik kon gewoon niet geloven dat mijn gebeden zijn beantwoord. Je hebt geen idee wat er de laatste tijd is gebeurd.” Ze begon te huilen. “Het is allemaal zo vreselijk.” Ik gaf haar een klopje op haar schouder. Ik wist niet zo goed hoe ik haar anders moest troosten.
“Ik heb alles van Maggie gehoord. Ik vind het zo verschrikkelijk allemaal.” Mijn moeder staarde me aan en stopte met snikken.
“Wat heb je van dat kreng gehoord?” Ze keek zo boos, ik kon de vlammen in haar ogen zien branden. “Vertel me alles!” Wat was er in vredesnaam allemaal gebeurd hier?

Hoofdstuk 9

Dus ik vertelde het hele verhaal van Maggie aan mijn moeder. Mijn moeder luisterde aandachtig en gooide af en toe een opmerking zoals “de trut”, “wat een heks”, “Heeft ze dát gezegd?” er doorheen, wat heel erg irritant was want zo raakte ik vaak de draad van mijn eigen verhaal kwijt. Na zo’n twintig minuten was ik klaar. Ze bleef even stil. Deed haar mond open om iets te zeggen en bedacht zich weer. Ze ijsbeerde door de keuken alsof ze de informatie nog aan het verwerken was.
“Is dat echt wat ze jou heeft verteld?” vroeg ze uiteindelijk maar. Ze lachte. Ik begreep niet zo goed waarom ze het zo grappig vond. Ik knikte langzaam. “Wil je weten wat er echt gebeurd is?” Ze gaf me geen tijd om antwoord te geven, maar begon gewoon aan haar verhaal. Ze vertelde dat alle ongeluk van de familie te wijten was aan Maggie. Volgens haar zou Maggie de milieu-activisten naar mijn vaders bedrijf hebben gestuurd nadat ze genoeg bewijs tegen hem verzameld had. Door het faillissement werd het huis op Boyds naam gezet omdat hij met zijn het met zijn salaris van vier nullen prima kon betalen. Toen had ze alleen nog een excuus nodig om van Boyd te scheiden. Gelukkig  voor haar werd hij een paar maanden daarna ontslagen. Mijn moeder was ervan overtuigd dat Maggie daar ook verantwoordelijk voor was, maar ze wist niet precies hoe. Ze had ook niet echt een idee over hoe Maggie de levens van de rest van haar kinderen had geruïneerd zou hebben, maar wist wel zeker dat ze dat had gedaan. Wellicht werd ze wat vergeetachtig doordat ze tijdens haar verhaal drie glazen wijn naar binnen had gegoten.
“O, mijn lieve Alistair, kom jij ons redden?” Ze sloeg haar armen om mij heen en snikte op mijn schouder.
“Natuurlijk, mama.” Dat was al de derde leugen van de velen die nog zouden volgen.
Voor de lunch had mijn moeder iedereen geforceerd thuis te eten. Terwijl iedereen beneden aan tafel plaatsnam, was ik me boven aan het opfrissen. Ik keek naar mezelf in de spiegel. Eerlijk gezegd zag ik er niet uit met mijn bolle wangen, vierkante bril en de chaos aan krullen op mijn hoofd. Ik opende de pot gel die naast de kraan stond, pakte een klodder van het spul en smeerde mijn haar strak naar achter. Ik had nu echt zo’n gluiperige zakenman-kapsel. Fantastisch! Aan mijn bolle wangen kon ik niet zoveel doen, maar ik zette wel mijn bril af. Alles was meteen wazig, maar ik wilde wel een goede tweede indruk achter laten. Voor zover ik het nog kon zien, zag ik er wel goed uit. Zelfverzekerd strompelde ik de trap af (traplopen is lastig als je geen diepte kan zien), en liep de woonkamer binnen.
“Daar is mijn lieve jongen!” riep mijn moeder meteen. “Kom snel zitten, dan kunnen we beginnen.” Tamryn floot tussen haar tanden.
“Ziet er goed uit hoor, broertje.” Volgens mij glimlachte ze naar me. Ik keek de kamer rond op zoek naar een lege stoel. Natuurlijk stond deze aan de andere kan van de tafel. Gelukkig liep ik maar drie keer tegen een stoelpoot op voor ik bij mijn stoel aan kwam. Ik moest twee keer mikken voor ik daadwerkelijk op de stoel zat.
“Gaat het wel, liefje?” Mijn moeder pakte bezorgd mijn handen vast. De anderen bleven akelig stil.
“Ja. Ik kan alleen mijn bril niet meer vinden.”
“Bedoel je de bril die in je broekzak zit?” vroeg Bobby terwijl hij hard lachte. Ik lachte een beetje onnozel terug en zette mijn bril weer op. Nu alles weer scherp was, zag ik pas hoe hoopvol iedereen (behalve mijn vader, die was nog steeds nijdig) mij aankeek.
“Laten we bidden,” zei mijn moeder. Iedereen vouwde zijn handen in elkaar en sloot zijn ogen.
“Dank u, o goede Heer, dat u onze verloren zoon weer bij ons hebt teruggebracht. Moge u hem de kracht geven ons te redden ut onze benarde situatie. Amen.”
“Amen,” volgde iedereen mijn moeders voorbeeld. Ik slikte. Er werd opeens zoveel van me verwacht. Was het al te laat om nog terug te gaan naar de Filipijnen?

Hoofdstuk 10: Christy

Vrijwel meteen na de lunch was iedereen alweer verdwenen. Ik was net klaar met de afwas toen Christy vroeg of ik met haar mee wilde om Milly naar de peuterschool te brengen.
“Is het ver lopen? Anders trek ik even andere schoenen aan.” Ik had mijn meest mooie maar ook meest oncomfortabele paar aangetrokken.
“Ik hoopte eigenlijk dat jij wel wilde rijden.”
“Ik heb hier geen auto.” Ik had helemaal nergens een auto, maar dat hoefde ze niet te weten.
“We kunnen wel met die van Bobby gaan. Hij is toch zijn rijbewijs kwijt. Je moet er alleen geen woord over zeggen tegen hem.” Ze keek me zo ernstig aan dat ik er niet eens naar durfde te vragen. We liepen naar een rode pick-up truck. Christy stapte aan de bijrijderskant in en zette Milly op haar schoot. Ik ging naast hen achter het stuur zitten en startte de motor.
“Aan het eind van de oprijlaan naar links.” Ik volgde braaf haar instructie op.
“Waarom wil jij niet rijden?” vroeg ik. Haar glimlach verdween. Dat had ik duidelijk anders moeten vragen, maar subtiliteit was niet een van mijn sterkste eigenschappen. Christy staarde naar haar voeten.
“Het is niet zo zeer een kwestie van willen als van kunnen.”
“Je bent toch allang oud genoeg om je rijbewijs te halen?”
“Bruce wil het niet omdat hij vindt dat ik zelf vierentwintig zeven voor Milly moet zorgen.” Ze gaf de slapende peuter een kusje op haar hoofd.
“Bruce? Je bedoelt pa?” Ik begreep niet waarom ze hem bij zijn voornaam noemde.
“Nee, ik bedoel Bruce,” schreeuwde ze. “Die vent is mijn vader niet meer!” Tranen rolden over haar wangen. Milly was wakker geschrokken van het geschreeuw en had het op een krijsen gezet.
“Sorry, schatje, het is allemaal goed,” fluisterde Christy terwijl ze Milly heen en weer wiegde. Ze keek weer op naar mij. “Sinds ik wist van de zwangerschap heeft die man niets anders gedaan dan mij straffen voor dit kleine meisje. Ik moet per se alles zelf regelen maar ik mag niet werken of mijn rijbewijs halen.” Ze wreef de tranen uit haar ogen. “Waarschijnlijk is hij bang dat ik er ook vandoor ga zodra ik daar de kans voor krijg. Net als jij.” Ik keek recht in haar ogen en wist meteen dat ze dat ook echt zou doen. Ik sloeg mijn arm om haar heen. Ze legde haar hoofd op mijn schouder. Ik moest haar helpen. Een baan vinden voor iemand zonder een middelbare schooldiploma zou lastig worden, maar autorijlessen waren vast wel te regelen. Ik moest alleen ergens het geld vandaan halen. Dat kwam ook vast goed. Ik was nu ten slotte Alistair McMalister de zakenman! Ik gaf mijn kleine zusje een bemoedigend kneepje in haar schouder.
“Het komt allemaal goed,” zei ik vol vertrouwen. Ze antwoordde met een luide snik.

Hoofdstuk 11: Bobby

Toen ik aan het eind van de middag het erf weer op reed, stond Bobby met zijn armen over elkaar geslagen en met zijn voet tikkend op ons te wachten.
“O, die is boos.” Christy keek me verontschuldigend aan. Zodra ik de motor had uitgezet, sprong Christy uit de auto en haastte zich naar binnen. Bobby negeerde haar en kwam direct mijn kant op stampen.
“Uit mijn auto!” schreeuwde hij terwijl hij mijn portier met volle kracht open trok.
“Jij hebt helemaal geen rijbewijs.” Ja, ik wist dat er niet over moest beginnen. Nee, ik snapte niet waarom hij zonder rijbewijs met zijn auto weg wilde.
“Kijk nou eens wie de schijnheilige bonenstaak uithangt.” Gelukkig begreep ik wel dat hij ‘bonenstaak’ ironisch bedoelde omdat ik nogal vochtvasthoudend ben. Wacht, moest ik me nou beledigd voelen?
“Bemoei je toch met je eigen zaken, man. Iedereen weet dat het lang niet zo goed met je gaat als je iedereen laat denken.” Shit, meende hij dat echt? Het zweet brak me uit. Als ze wisten dat ik niet eens een huis had en daar ook nog eens over had gelogen, zou ik voor eeuwig het pispaaltje van de familie zijn. Opeens verscheen er een glimlach op zijn gezicht.
“Chill. Ik maakte maar een grapje. Jij bent waarschijnlijk de enige persoon op de wereld die me wel wil helpen.” Allereerst:”Waar kwam die omslag van boos naar blij opeens vandaan? Ten tweede: Er was alweer iemand die mijn hulp nodig had! Wat was er toch allemaal aan de hand? Bobby sloot mijn portier en stapte aan de andere kant in.
“Laten we naar omie’s graf rijden, dan leg ik onderweg alles uit.”
Lieve omie. Mijn lieve omie. Zij was de enige die er altijd voor me was om me een extra koekje toe te stoppen als ik het even moeilijk had en nu was ze er niet meer. Ik koesterde de herinnering van haar ondersteuning en wilde dat Bobby ook wist hoe dat voelde. Hij zou dat gevoel nooit van mijn ouder krijgen, zoals ik dat ook nooit heb gehad. Het duurde dan ook niet lang voor ik besloot dat ik mij over twee dagen voor zou doen als Bobby’s advocaat in een kleine rechtszaak. Hij had een week geleden een agent geslagen die zijn rijbewijs wilde afpakken omdat Bobby te hard zou hebben gereden. Natuurlijk was ik helemaal geen advocaat, maar dat hoefde Bobby niet te weten. Ik zou vast wel een oplossing vinden. Zoals ik opeens voor alles een oplossing moest gaan vinden. Hah. Haha. Hah. Zucht. Goed bezig, Alis, ga vooral zo door.

Hoofdstuk 12: Boyd

Het was al ver na etenstijd toen Bobby en ik weer bij de boerderij aankwamen. We hadden nog even een hamburger (en kipnugget en milkshakes en McFlurry’s en toch nog een hamburger) gehaald bij de McDonalds. Bobby had zich helemaal kapot gelachen om al dat eten dat ik naar binnen werkte.
We stapten uit en ik wilde de autosleutels aan hem teruggeven maar hij duwde mijn hand weg.
“Hou ze maar zolang je hier bent. Ik heb er nu toch niets aan.” Hij gaf me een vriendelijk klopje op mijn schouder. “Ik heb het in geen tijden meer zo gezellig gehad als vandaag. Thanks, man!” Hij liep naar binnen. Het was wel duidelijk dat ik hier niet zou blijven slapen vannacht. Ik zou vast weer bij Maggie kunnen blijven. Voor ik vertrok, besloot ik nog even gedag te zeggen tegen mijn moeder, maar in plaats van haar trof ik Boyd in de keuken aan.
“Heb je ma gezien?” vroeg ik zonder hem aan te kijken. Ik voelde me altijd nog geïntimideer door hem.
“Vast.” Er klonk agressie door in zijn stem. Ik veegde mijn klamme handen af aan mijn overhemd en maakte aanstalten de keuken uit te lopen.
“Ze zei dat je Maggie had gesproken. Hoe is het met haar?” Hij hield zijn tanden strak op elkaar terwijl hij praatte. Hoe het ging met Maggie? Ze had een prachtig huis, was stinkend rijk en had verder alles wat haar hartje begeerde, maar dat kon ik hem natuurlijk niet vertellen.
“Ze zag er wel goed uit.” Ik keek hem voor het eerst echt aan. Ik wilde zijn reactie peilen. Tranen vormden zich in zijn ooghoeken. Hij balde zijn handen tot vuisten.
“Wat enorm fijn voor d’r.” Ik wist niet goed of hij dat sarcastisch bedoelde of niet. “Gelukkig is ze er niet zo slecht aan toe als ik.”
“Dat klopt.” Ik wist niet wat ik anders moest zeggen. Opeens ramde hij met zijn vuist op tafel.
“Ze zal moeten voelen wat ik voel! Hoe het is om alles kwijt te raken!”
“Is dat echt wat je wil? Is er niets anders?” Er was iets dat mensen zeiden over wraakgevoelens. Ik De me alleen niet herinneren of dat nou positief of negatief was.
“Dat is het enige wat ik wil!” gromde hij terwijl hij weer op de tafel sloeg.
“De tafel hoeft niet kapot, meneer McMalister,” zei mijn moeder terwijl ze met een gieter en een glas wijn in haar handen binnen kwam lopen.
“Ik ben gewoon zo boos, mam.” Er was duidelijk iets mis met hem. Hij zou het normaal gesproken nooit toegeven als het niet goed met hem ging.
“Karma zal haar snel genoeg terugpakken, schat,” probeerde mijn moeder hem te sussen. Was Maggie echt zo kwaadaardig als zij dede lijken?  Gisteravond leek ze echt mee te voelen met mijn familie toen ze over hen vertelde. Of was dat allemaal maar schijn? Het werd me allemaal even te lastig. Ik verzon een smoes om weg te komen en beloofde de volgende dag weer terug te zijn. Alles leek even zo mooi uit te komen en nu moest ik opeens kanten gaan kiezen tussen mijn familie en de vrouw van wie ik hield. Het leven is niet eerlijk.

Hoofdstuk 13: Maggie

Ik parkeerde Bobby’s truck vlak voor de deur. Ik opende de portier om uit te stappen maar bedacht me en sloot hem weer. Wat als ze echt mijn familiein de nesten had gewerkt? Wat moest ik dan zeggen? Maar was als ze onschuldig was? Mischien moest ik maar doen alsof er helemaal niets aan de hand was. Ik zuchtte diep en stapte toen toch uit de wagen. Ik moest twee keer aanbellen voor er open werd gedaan.
“Effe je bek houden nu, Harold! O, Alis, wat doe jij hier?” Maggie keek me verbaasd aan.
“Ik hoopte hier eigenlijk weer te kunnen slapen. Als het slecht uit komt, kan ik wel iets anders gaan zoeken.”
“Dat kan wel hoor, Harold ging toch net weg.” Ze opende de deur nog verder zodat ik naar binnen kon lopen. Aan het eind van de gang stond een lange, knappe man. Hij kwam op me af lopen en gaf me een hand.
“Hallo. Professor Hills, aangenaam.”
“Alister McMalister. Waar bent u professor van?”
“Ik ben hoofdleraar natuurkunde op de universiteit.” Hij wierp een blik op Maggie die achter mij stond. “Ik moet maar eens gaan voor de druk te hoog oploopt.” Hij knipoogde en maakte aanstalte te vertrekken.
“Heeft u een kaartje? Ik ben enorm geïnteresseerd in nlemaal niet. Ik gatuurkunde.” Dat was ik hbreep er helemaal niets van, maar je wist maar nooit waar het handig voor zou kunnen zijn. Hij lachte zijn spierwitte tanden bloot en overhandigde mij een kaartje dat hij uit zijn borstzak haalde. Maggie zuchtte diep nadat ze de deur achter had gesloten.
“Ik dacht dat ik nooit van hem af zou komen. Dat je toevallig één keer samen het bed hebt gedeeld wil niet zeggen dat ik meteen een relatie wil.” Ze keek me verwachtingsvol aan. Ik voelde een enorme druk om het goede antwoord te geven.
“Precies.” Een glimlach verscheen op haar prachtige gezicht. Dat was dus het goede antwoord! Ze kwam langzaam op mij aflopen. Haar heupen wiegden sierlijk heen en weer. Ze beet op haar lip. Ze kwam steeds dichterbij tot onze neuzen elkaar raakten. Toen zoende ze me.
Dat. Was. Geweldig! Al jaren lang had ik gedroomd over dat ik dit met haar deed en nu was het eindelijk gebeurd! Wauw! Ik draaide op mijn zij om naar haar slapende lichaam te kijken. Wat was ze mooi. Wat moest ik nodig naar de wc! Ik gooide de lakens van mij af en haastte me naar de badkamer. Ik was alleen vergeten dat mijn onderbroek nog op mijn enkels hing. In mijn val knalde ik met mijn alleboog tegen het schot, dat aan de muur gespijkerd was, aan. Het klonk hol. Ik keek naar Maggie, maar ze lag nog diep te slapen. Ik voelde langs de randen van het schot en vond aan de bovenkant een randje waar mijn vingers net achter pasten. Heel voorzichtig trok ik het naar me toe. Met licht gekraak kwam het los. Het enige wat er lag, was een leren schoudertas. Ik keek nog eens achterom om te kijken of Maggie nog sliep. Ze haalde nog steeds ritmisch adem. De kust was veilig. Ik pakte de tas. Aan de voorkant stonden de initialen van mijn vader: B.W.M. Bruce William McMalister. Ik opende de tas. Binnenin vond ik verschillende rolletjes papier. Ik pakte er één en bekeek het in het maanlicht. Ik zag een getal. 100. Het waren allemaal briefjes van 100 pond! Er zaten een stuk of twintig rolletjes in de tas. Ik had hier zo’n miljoen pond in mijn handen en het was allemaal van mijn vader! Hij zou zo vreselijk blij zijn als ik dit morgen aan hem zou geven! Het zou allemaal echt goedkomen! Ik duwde het schot voorzichtig terug, verborg de tas in mijn koffertje en schoof weer naast Maggie in bed. Het leven was even heel goed.

Leave a comment